Regelmatig spreek ik mensen die zeggen dat ze niks met auto’s hebben. Sinds ik Niels’ Garage run eigenlijk vaker dan ooit. Soms is het bescheidenheid – dan bedoelen mensen eigenlijk dat ze weinig van auto’s weten, maar vaak zeggen ze het om een statement te maken. De auto is voor hen een vervoersmiddel om van A naar B te komen; niets meer en niets minder. Voor auto-emotie is geen plaats.
Een paar weken geleden zat ik met een vriend in de kroeg en na een paar biertjes besloot hij de knuppel in het hoenderhok te gooien. Het maakte hem niks uit in wat voor auto hij rijdt, sprak hij stellig. “Desnoods een Dacia.”
BMW
Nog even los van het feit dat dit wel in één zin beschrijft hoe het moet voelen om Dacia te rijden, geloofde ik er geen woord van. Dat heeft alles te maken met het feit dat hij geen Dacia rijdt, maar een BMW uit de 5-serie, en als er één merk verbonden is met auto-emotie dan is het BMW wel. Toegegeven, een hele andere emotie dan die van bijvoorbeeld Alfa Romeo-rijders, maar “de snelste willen zijn op de linkerbaan” is hoe dan ook geen rationeel argument om voor Beieren te kiezen.
“De snelste willen zijn” is geen rationeel argument…
Hij riposteerde dat de BMW het resultaat was van een gulle werkgever die hem budget had gegeven voor een leaseauto, maar daar trapte ik natuurlijk niet in. Voor hetzelfde bedrag had-ie ook een Audi kunnen uitzoeken, of een DS 7 Crossback. En als hij gewoon voor die Dacia Duster was gegaan, had hij van het verschil in bijtelling vorig jaar naar Aspen kunnen vliegen voor de wintersport.
Eerste autoherinnering
Omdat ik geen zin had in een discussie over de Beamer – die ik hem van harte gun – besloot ik het over een andere boeg te gooien. “Dus jij hebt niets met auto’s?” Hij schudde zijn hoofd en nam een teug bier waar de zelfgenoegzaamheid vanaf droop. En toen vroeg ik hem naar zijn eerste autoherinnering. Nee, niet zijn eigen eerste auto; naar de allereerste auto die zoveel indruk op hem had gemaakt, dat hij hem niet was vergeten.
Hij dacht even na en antwoordde toen: de DS van mijn opa. Zijn gezicht werd zachter. “Of eigenlijk herinner ik me vooral de autosnoepjes die hij in het handschoenenkastje bewaarde.” Ik weet precies wat hij bedoelde. Tegenwoordig zie je kinderen achterin de auto met complete snoepzakken zitten, maar toen wij jong waren zat je de hele autorit te wachten op één zuurtje met poedersuiker.
“Wachten op één zuurtje met poedersuiker”
De salon-autohater tegenover me had zijn plaats aan de bar inmiddels ingeruild voor de achterbank van de witte DS met rood velour. “Grappig” zei hij. “Ik weet nog precies hoe dat ding rook, hoe je op een neer deinde als we over een drempel reden.” Wie had dat gedacht? Als ik niet beter zou weten, zou ik zweren dat hij er iets van auto-emotie bij voelde.
Om de week schrijft Niels’ een column voor Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant. Vaak herkenbaar, meestal raak. En natuurlijk lees je ze ook gewoon hier op Niels’ Garage.
Praat mee